1. Sluit gnd van de arduino aan op de '-'van de breadboard
2. Plaats de drie leds in het breadboard
3. Sluit de 3 weerstanden tussen de cathode (-) van het led en gnd van het breadboard
|
|
4. Sluit de anode van de 3 leds aan op digitale pinnen. In mijn geval 22, 24, 26
De 5v komt van de pinnen.
|
|
|
int ledRed = 26;
|
Definieren van een constante. Het is handig dit te doen. Mocht in de loop van het project van digitale pin veranderd worden,
is het genoeg deze constante te veranderen.
|
void setup()
{
}
void loop()
{
}
|
Er zijn twee standaard functies bij iedere arduino programma. setup() en loop(). Beide zijn verplicht.
setup() wordt eenmaig aangeroepen bij het starten van het programma. loop() draait oneindig rondjes. De namen zijn hoofdletter gevoelig.
|
pinMode(ledRed, OUTPUT);
|
pinMode() is typisch een functie die gebuikt wordt in de setup() routine. Deze functie configureert een bepaalde pin voor in- of output.
Syntax: pinMode(pin, mode);
pin is het nummer waarop de configuratie betrekking op heeft.
mode INPUT of OUTPUT
INPUT en OUTPUT zijn voorgedefinieerde constante in 'c'.
|
digitalWrite(ledRed, HIGH);
|
digitalWrite(pin, value);
pin is het pinnummer.
value: als de pin is geconfigureerd voor OUTPUT, HIGH zet 5V of 3.3V op de pin en 0V (GND) bij LOW.
|
delay(250);
|
delay(value);
Pauseerd het programma value ms.
Type value: unsigned long
|
int ledRed = 26;
void setup()
{
pinMode(ledRed, OUTPUT);
}
void loop()
{
digitalWrite(ledRed, HIGH);
delay(250);
digitalWrite(ledRed, LOW);
delay(250);
}
|
|
3 leds blinking |
|
|
|
int ledRed = 26;
int ledYellow = 22;
int ledGreen = 24;
int delayinteval = 250;
void setup()
{
pinMode(ledRed, OUTPUT);
pinMode(ledYellow, OUTPUT);
pinMode(ledGreen, OUTPUT);
}
void loop()
{
digitalWrite(ledRed, HIGH);
delay(delayinteval);
digitalWrite(ledYellow, HIGH);
delay(delayinteval);
digitalWrite(ledGreen, HIGH);
digitalWrite(ledRed, LOW);
delay(delayinteval);
digitalWrite(ledYellow, LOW);
delay(delayinteval);
digitalWrite(ledGreen, LOW);
delay(delayinteval * 4);
}
|